Dag 12 (september) - Lecce

13 september 2020 - Lecce, Italië

Opnieuw hangt hoge bewolking in de lucht, maar opnieuw heeft de temperatuur daar geen last van. In de loop van de ochtend is het al 30 graden, maar het is weer geen prettige warmte. Je kunt je er niet op kleden want je zweet zonder iets te doen. En geen kleren aan is geen optie. Vandaag rijden we naar Gallipolli, een stad aan de kust ten zuidwesten van Lecce. De afstand is het niet. Het is een kleine 40 kilometer over best goede wegen. Onderweg zien we veel afgebrande olijfbomen of olijfbomen die er uit zien als een buxus waar een mot in heeft gezeten. Vorig jaar hadden de olijfbomen in het zuiden last van een termiet die de bomen opvraten als het ware. Kennelijk heeft dat hier behoorlijk toegeslagen. Maar er wordt ook weer aangeplant. Dat duurt dan weer even voordat er olijven geoogst kunnen worden.

We komen aan in Gallipolli. Deze stad is niet ingericht op toeristen die met de auto komen. Er zijn tal van parkeerplaatsen op google maps aangegeven, maar op de plaats waar deze zou moeten zijn, is hij dan niet. De wegen zijn in de stad ook echt slecht. Een boerenweg is beter. Na wat rondzwervingen vinden we een parkeerzone. En een parkeerautomaat. Alles lijkt te lukken maar dan moet het kenteken van de auto worden ingegeven. En die herkent het apparaat dan weer niet. We zijn het zat. We zijn al bijna drie kwartier in deze stad en geven het op. We knallen terug naar de hoofdweg, met gierende banden Gallipolli uit.

We passeren de afslag Nardo. Laten we daar maar eens kijken. We rijden een lege stad binnen maar het ziet er wel heel historisch uit. We geven het een kans. We vinden een supermarkt waar we de auto parkeren. Het is rond het middaguur, dus eerst maar even een kopje koffie bij een barretje, een van de weinige die open is. Want er is geen mens op straat, behalve weer wat toeristen en alles is dicht. En als het niet dicht is, dan is het afgesloten, failliet, leeg. Er staan ontzettend veel panden te koop. Nardo is een industriestadje en heeft waarschijnlijk door corona grote klappen gehad. Ondernemers hebben het niet meer kunnen redden en mensen zijn hun werk kwijtgeraakt waardoor ze waarschijnlijk hun huis niet meer konden betalen. Heel triest. Er staan veel kerken, meer dan 300 jaar oud zijn ze. Maar ze worden niet onderhouden. En triest is dan misschien wel het woord voor deze stad in zijn algemeenheid. Geen toekomst. Leeg. Jammer hoor.

Omdat het nog steeds zo drukkend warm is, rijden we richting de kust. Misschien geeft de zeewind nog wat verkoeling. We rijden Porte Cesareo binnen, een klein stadje, echt klein. Maar we hebben geluk met parkeren, dit kan direct aan de boulevard. Ook daar levert het kenteken even een probleem op, maar een behulpzame Italiaan vertelt dat alleen de cijfers van het kenteken maar hoeven te worden ingegeven. En dat werkt. Voila. Onvoorstelbaar hoeveel bootjes hier in het water liggen. Het kleine dorp kan niet zoveel inwoners hebben als er boten liggen. Geen grote jachten, want het water is als een lagune, het is erg lang ondiep. Dat zien we even verderop bij de paar strandjes die er zijn. Zwemmen kun je er niet echt, wel paraderen in het water. Behalve een boulevard die in bochten loopt, is er verder niet veel te doen. Een paar barretjes, een paar hotels en we zien een aantal appartementen te huur langs de boulevard. Achter de boulevard een paar winkeltjes, maar dat is het dan ook. En toevallig 2 Nederlandse motoren, bepakt en bezakt. Dit is echt zo’n strandplaatsje waar je heen gaat om op het strand te hangen met picknickmanden vol met lekkers, beetje relaxen, nog eens een wandelingetje maken, maar vooral met het bootje het water op, vissen, of verderop voor anker gaan liggen. Of met je speedboot meters maken. Er zitten ook een paar mensen op een korte pier te hengelen. Die moeten wel iedere keer beet hebben want het krioelt er van de vis in het heldere water. Ansjovis, maar ook baars. Het uitzicht over het water is geweldig. Echt een tropische aanblik. Tegen de avond rijden we terug naar Lecce. Het is nog steeds rustig op de weg. Onderweg zien we weer een paar parapluutjes, oftewel jonge vrouwen, die onder een gekleurde paraplu op een stoeltje langs een parallelweggetje zitten om hun lichaam te verkopen. Triest. Behalve dat het dik boven de 30 graden is, verziekend heet, is het kennelijk nodig om in leven te blijven. Of ze er veel mee verdienen? Geen idee, de mensen hier hebben niets te verteren zou je denken. Eén keer hebben we een leeg stoeltje gezien. Maar hopen dat het veilig genoeg voor het meisje was, in alle opzichten.

In de avond rijden we redelijk op tijd Lecce in om te eten. Het is zaterdagavond dus we verwachten grote drukte. En dat is ook zo. Heel Lecce stroomt vol met auto’s. Gelukkig kunnen we onze auto wel kwijt op de grote parkeerplaats. We parkeren hem in de buurt van een aantal campers. Los daarvan is het hier veilig genoeg. Bij ons restaurant moeten we even wachten. Zo druk is het. Ook al zijn er meer plekken om te eten, wij hebben het wachten er wel voor over. het terras is verdeeld in twee stukken, 1 in een soort ommuurd parkje onder de bomen, en 1 voor het restaurant. In het parkje staan twee lange tafels, waar grote groepen zitten te eten. De koks van het restaurant hebben het daardoor erg druk met zijn tweeën. En het personeel loopt bijna te rennen. Bij de wat grotere tafels worden grote planken met eten opgediend, waar bijvoorbeeld verschillende pizza’s op liggen, in 1 stuk gebakken. Of lange planken met allerlei kleine hapjes. Ziet er leuk en lekker uit. Het uitserveren duurt over het algemeen wat langer, maar wij vinden dat niet erg. Er is genoeg om naar te kijken. We bestellen na het eten nog een espresso en voordat deze er is, komt de serveerster al vragen of we willen betalen. Ja, onze tafel kunnen ze weer opnieuw uitgeven. En geld telt. Geen punt natuurlijk.

Het is nog steeds 25 graden als we weer in de auto stappen. We moeten dwars door de stad terug naar het hotel. Er lopen nog veel mensen rond, in colonnes achter elkaar. Wat blijft opvallen, is dat er veel mondkapjes worden gedragen, zeker waar veel mensen op 1 plek zijn of dicht achter elkaar lopen. Dat doen ze goed. Alhoewel het druk is met auto’s, gedraagt iedereen zich kalm. Er gaat geen toeter af. Een beetje assertiviteit is wel nodig, af en toe moet je je voorrang goed pakken. Maar als er even gewacht moet worden omdat iemand wil oversteken, of omdat iemand moeite heeft met inparkeren, dan wachten we gewoon even. Zoals iedereen even wacht. Alle tijd. Bij het hotel horen we feestgeluid. Kennelijk een bruiloft. Hoe ze daar mee omgaan, qua corona, geen idee, we kunnen het niet zien. We horen het gelukkig ook niet in de kamer, behalve dat een paar logerende gasten buiten nog wat na zitten te kletsen. En dat gaat niet fluisterend. Dat doen Italianen niet. De slaap wordt vanzelf gevat.