Dag 14 (september) - Van Lecce naar Capo Rizzuto

20 september 2020 - Lecce, Italië

Trouwe lezers, het is even geleden. Maar alles is oké. In de dagen dat we bij Bas en Janny in Capo Rizzuto zijn is er eigenlijk geen tijd om te schrijven. Maar even terug naar het begin, het vertrek vanuit Lecce. We staan redelijk vroeg op omdat we in de loop van de middag willen arriveren bij Bas en Janny. De tocht is zo’n 370 kilometer. Dat klinkt als een paar uurtjes, maar we tellen wat uurtjes er bij op omdat we langs de zuidkust moeten rijden door allerlei kust plaatsjes en dat vertraagt enorm. Wel leuk. Na het ontbijt in Lecce roken we nog een sigaretje op 1 van de terrassen van het hotel, daar waar het het koelst is. Er zit een man die met zijn gezin en hondje Alan tegelijk met ons is aangekomen. Het gezin en Alan zijn er niet bij maar omdat we in het begin wat woorden met elkaar hebben gewisseld (vanwege het hondje natuurlijk) raken we nu ook in gesprek. Hij is ook op vakantie. Hij woont net onder Ancona aan de oostkust van Italië. Zijn vakantie bestaat ook uit een kleinere steden bezoeken vol cultuur. Waar wij nieuwsgierig zijn naar de steden Taranto en Foggia zegt hij: te groot, te druk, te weinig cultuur. We nemen het voor waarheid aan. Over Italianen en andere talen heeft hij ook een mening. De kwaliteit van het onderwijs is onder de maat. Natuurlijk leren ze op school Engels, Frans en Duits, maar zelfs de eigen taal wordt niet goed genoeg aangeleerd. Daarnaast wordt op televisie alles nagesynchroniseerd, dus ook via de televisie kun je niets opsteken. Eigenlijk wel triest. Hoe gezellig het ook is, we gaan op pad.

Geen autostrada’s in Zuid Italië oftewel geen tolwegen. Mooi. Kan ook niet, want de wegen zijn er te slecht voor om voor te betalen. Er is wel hier en daar wat verbeterd aan de wegen. Kennelijk hebben ze daar geld voor gekregen van de Europese Unie. Maar soms moeten we nog wat gaten ontwijken. Het is prima weer om te rijden. Na Taranto begint het langzame werk. Wel prachtig, want de azuurblauwe Ionische Zee zien we telkens aan linkerzijde. Wat opvalt is dat er veel rotondes zijn aangelegd. Aan het aantal vastgebonden bosjes bloemen langs de weg zal daar wel een heel goede reden voor zijn: bevorderen van de veiligheid door de snelheid er uit te halen. Wat ook opvalt is dat er weinig meisjes met parapluutjes langs de kant van de weg zitten om de heren te vermaken. Dan zal het toch wel zijn dat dit meisjes uit Roemenië waren of andere landen die Italië niet zo gemakkelijk meer in kunnen komen.

Zo’n 150 kilometer voor de eindbestemming hebben we vorig jaar bij een benzinepomp/restaurantje koffie gedronken en gesproken met de nonna, oma, die buiten rode pepers aan het afpellen was of wat dan ook. Zou nonna er nog steeds zijn? We nemen een kijkje. Ze is er wel, maar ze zit binnen met de familie te eten. Dus er is niemand bij de koffiebar. O ja, de kleinzoon komt weer aangerend. Die kennen we ook nog van vorig jaar. Hij spreekt geen woord over de grens en weet niet wat een café americano is (espresso aangelengd met kokend water). Hij weet het nog steeds niet. Dus hij roept papa. Die komt, zonder morren trouwens. De koffie wordt verzorgd en hij loopt zelf met een bord gegrilde aubergine voor bij naar het eten met de familie. Ziet er goed uit. Lusten we ook wat, is zijn vraag. Maar er zit vis op, dus het zal wel niet, maar we overleggen nog even. Papa gaat naar binnen, mama komt naar buiten. Wat willen we eten? We besluiten even niet. Zij weer naar binnen. Er komt een andere man aangereden die zichzelf in de koffiebar helpt en op een stoel in de buurt van ons komt zitten. Uiteraard volgt een gesprek. Hij spreekt een aardig woordje Duits omdat hij daar heeft gewerkt, jaren geleden. Maar we verstaan elkaar. Het gesprek gaat over alles en niets. Er komt een jongedame aangereden die wil tanken bij de pomp waar je bediend wordt. Ze roept naar de man naast ons waar de service blijft. De man kijkt naar papa die binnen zit, die vervolgens kenbaar maakt: geen tijd, ik zit te eten. En hij maakt inderdaad geen aanstalten om de klant te gaan helpen. Ze kan het schudden. Dan zet ze haar auto maar bij een pomp voor zelfbediening. Ze begrijpt dat eten voor gaat. Geen boze klant. Zo kan het ook.

Een 50 kilometer verder rijden we langs een barretje waar we eerdere jaren ook wel eens koffie namen. Maar gesloten. Definitief. Jammer zeg. Niet dat we koffie nodig hebben, want we zijn er nu bijna. Rond half 4 staan we voor de poort bij Bas en Janny. We worden met een dikke knuffel onthaald en voelen ons gelijk weer thuis. De temperatuur? Tegen de 35 graden. En dat verandert de komende dagen niet. Heerlijk om er weer te zijn.