Dag 9 - maandag 9 september - Capo di Rizutto

11 september 2019 - Isola di Capo Rizzuto, Italië

Om 10 uur moeten we uitchecken. Er is niemand te zien die de sleutels komt halen, een laatste rondje loopt om te kijken hoe we het achterlaten. Ook oom is niet thuis. Maar we zijn er klaar voor. Dus een telefoontje naar Marco. Och zegt Marco, doe het hek maar open en laat het maar open, hang de sleutels aan de deur en dan is het prima. Marco vertrouwt ons. Ook goed. We laten de boel netjes achter en vetrekken vandaag naar Isola di Capo di Rizutto waar Bas en Janny wonen. We hebben er zin in om ze weer te ontmoeten.

De reis verloopt rustig. Kan ook niet anders, want we mogen bijna nergens harder dan 90 kilometer per uur rijden. En eigenlijk doet het gros van de medebestuurders dat ook. We steken eerst over van Brindisi naar Taranto, een grote stad in de provincie Puglia. Daarna rijden we de provincie Calabria in. Het landschap verandert. Niet veel, maar je ziet het aan de begroeiing langs de wegen. Van oleanders gaat het meer naar grote cactussen met rode vruchten. Steeds meer olijfbomen, die toch niet lijken aangevreten door de insecten waar in Nederland veel over gesproken wordt. Die insecten zouden ontzettend veel olijfbomen zodanig hebben aangevreten dat ze het niet overleven. Wij zien daar niets van. Later horen we van Bas dat het in een bepaalde regio wel aan de hand is maar niet zo explosief als in de Nederlandse media is uitgemeten. De vraag is wel wie zo’n bericht de wereld in helpt. In dit geval helpt het bij de prijsverhoging van olijfolie. Tja, zet je wel aan het denken.

Na Taranto kunnen we 2 wegen kiezen: midden door Calabria via snelwegen of via de kustlijn. We kiezen de laatste. Zodra het eerste dorpje is gepasseerd, zien we de eerste hoertjes al langs de weg. Roemeense. Jonge meiden. Maar niet te jong. Dat zou helemaal bizar zijn. We tellen er totaal vier. Wel triest.

Bij Sallicetti passeren we een winkelcentrum waar ook Decathlon zit, een grote sportwinkel. Toch even kijken of er spulletjes zijn om de last aan zijn knie te verminderen. En daarna toch ook maar even het winkelcentrum in, waar het misschien wel lekker koel is. Nou, ietsje. Maar goed. Uiteraard is er ook nog het een en ander aan kledingwinkeltjes. In een klein zaakje kopen we nog een paar dingen voor de helft van het geld. De verkoopster is erg aardig. Met een kushandje van haar kant nemen we afscheid. En dat is niet omdat ze iets verkocht heeft, misschien wel een beetje, maar gewoon omdat ze zo is.  

Even verder langs de kustlijn bij Di Café Mauro gaan we bij een bar bij het benzinestation wat eten en drinken. Dat even kunnen we er wel aflaten. Het duurt iets langer dan even. Grootmoeder, nonna, zit buiten grote rode pepers te verwerken. Kleinzoon Francesco verzorgt onze koffie en broodjes, een soort grote donut maar dan Calabrese stijl. Lekker. Voor de koffie was het voor ons gemakkelijk voor hem wat minder. Zeg maar wanneer het kopje vol genoeg is. Want een dubbele espresso kent hij niet. Op het terrein loopt Antonio, een jongeman van zo’n beetje half in de twintig. Hij komt al gauw bij ons zitten en we raken aan de praat. Nonna vindt het allemaal erg interessant, verstaat ons natuurlijk niet, maar ze gaat spontaan een Italiaans lied zingen. Ja, zegt Francesco, dat kan ze goed, maar ze is te nerveus om dat in het openbaar te doen. Antonio en wij maken elkaar met half Italiaans en handgebaren verstaanbaar. Maffia is een groot probleem, met name in de drugs en corruptie. Als je daar niet mee bezig bent, kun je goed leven in Calabria. Ben je bereid om mee te doen en te delen, dan hoor je er bij. Niet, dan lukt het ook niet om aan te sluiten. Nonna geeft ons nog een zaak rode pepers mee. Die geven we later aan Bas en Janny, vinden ze lekker.

Rond vijf uur komen we aan bij Bas en Janny en schuiven aan de tafel buiten alsof we er gisteren nog hebben gezeten. We komen niet meer van tafel af en al pratende en tussendoor etende wordt het richting drie uur in de nacht en zoeken we ons bed op. Super gezellig.